‘Opal’, de debuutplaat van Cesar Quinn is er eentje die blijft kleven. Complexe, zeemzoete soundscapes om duimen en vingers bij af te likken. Wij spraken met het brein achter de muziek, multi-instrumentalist, Frederik Daelemans.
Hoe heb je de release van Opal beleefd?
We hebben veel positieve reacties gekregen. Ik kreeg zelfs berichtjes van oud-leerkrachten om me te feliciteren, dat is natuurlijk wel tof. De reviews waren ook best goed. In Knack kregen we niet veel sterren, maar de review was dan wel weer opvallend positief. Ik begrijp natuurlijk dat onze muziek niet voor iedereen is weggelegd. Op een bepaalde manier is het toch ‘musicians music’. Maar een artiest als King Krule bewijst dat dit soort muziek wel een piste heeft. De meeste mensen in België kennen hem nog altijd niet en toch is hij wereldberoemd.
Is Opal rond een bepaald concept gemaakt?
Het is eigenlijk begonnen met een heel alledaags moment. Ik was met mijn vriendin een bad aan het nemen, maar op één of andere manier hing daar een heel speciale sfeer. Dat moment wou ik grijpen door er een song over te schrijven. Ik hoorde toen al helemaal hoe het zou klinken.
De badkamer van mijn vriendin heeft turquoise muren, daarom wou ik de song gewoon ‘Turquoise’ noemen. De dag na het ‘badverhaal’ zat ik op de trein terug naar huis en ben ik van alles beginnen opzoeken. Toen bedacht ik mij dat turquoise eigenlijk ook een edelsteen is.
Misschien omdat ik het wou zien of misschien heel toevallig, maar vanaf dat moment heb ik verschillende ervaringen gehad waar een bepaalde kleur prominent aanwezig was. Zo zat ik bijvoorbeeld eens buiten met mijn vriendin, en zag ik precies overal de kleur bruin. Daar gaat ‘Amber’ over. Zo is dat altijd maar verder en verder blijven evolueren. Daarmee was de lijn ook al snel doorgetrokken om alle songs te linken aan een edelsteen.
Waarom de keuze voor Opal als albumtitel?
Er zijn heel veel vergezochte dingen op de plaat te vinden, maar de keuze voor ‘Opal’ is zo logisch als het is. Het is een witte steen en er zitten verschillende kleuren in (lacht). We hadden ook even Idaho als werktitel omdat het de staat is in Amerika waar de meeste edelstenen worden ontgonnen. Maar om eerlijk te zijn ben ik meer een ‘UK-person’ (lacht).
Er hangt een heel levendige atmosfeer over de plaat.
Ik las ooit eens een interview van Yves Tumor waarin hij vertelde dat hij geen songs wil maken, maar eerder een gevoel of een sfeer. Dat is toen heel hard tot mij doorgedrongen. Eigenlijk is de sfeer het allerbelangrijkste van de plaat. Warmte, vertaald in sounds, is de rode draad doorheen het album. Alles in de nummers staat in functie van die sfeer.
De songteksten zijn bijvoorbeeld niet verhalend bedoeld. Het zijn altijd abstracties van ervaringen, maar dan uitvergroot in mijn hoofd. Het bad in Turquoise werd een onderwaterwereld, met Amber was ik aan het verdrinken in een gigantische pot honing.
Cesar Quinn is gevormd in het conservatorium van Gent?
Ik zit nu in mijn derde jaar muziekproductie aan het conservatorium. Toen ik daar aankwam was ik eigenlijk heel hard bezig met Oscar and the Wolf-achtige muziek: een beetje alternatief, heel poppy en veel elektronisch. Maar aan de Bijloke (Campus van KASK in Gent) is er eigenlijk een hele nieuwe wereld voor mij opengegaan door veel met andere muzikanten te spreken. Iedere dinsdag waren er ook jams. Daar zag je andere muzikanten aan het werk en kon je zelf eens met iemand anders spelen. Daardoor begon mijn muziek een beetje in de plooi te vallen.
Ik ben dan op zoek gegaan naar een live-band. Eerst ben ik bij Iskander, de bassist, terechtgekomen. In het begin durfde ik het hem niet te vragen, omdat hij al met veel andere projecten bezig was. Achteraf bleek dat hij het ook niet aan mij durfde te vragen dus dat was wel cool. Later zijn Thibault (de drummer) en Neil (gitarist) er nog bijgekomen.
Jij bent de centrale man. Maar is Cesar Quinn een soloproject?
In de kern is Cesar Quinn eigenlijk een soloproject, maar toch vind ik het zelf nog moeilijk om het te definiëren. Op King Krule kan je bijvoorbeeld een hoofd plakken, maar eigenlijk zit daar een band achter. De songs beginnen wel bij mij, de band is nooit betrokken bij het schrijfproces. Ik neem afgewerkte demo’s mee naar het repetitiekot en dan zeg ik: “Speel het zo. Maar als jullie andere dingen willen proberen, doe maar!”. De andere bandleden komen dan soms met andere lijnen of melodieën. Ik schrijf dus de muziek en werk het dan samen met de band verder uit.
Het is niet eenvoudige om jullie muziek te labelen.
Knack Focus had ons het label ‘artrock’ gegeven, wat ik op zich wel begrijp. Maar rock is eerlijk gezegd wel het laatste woord dat ik op ons zou willen kleven. Toen ik de plaat aan mijn leerkracht songwriting, Dirk Blanchart, liet horen vroeg hij mij ook: “Als je vinyl in de platenwinkel komt te liggen, onder welk genre zou je hem dan steken?” En eerlijk gezegd weet ik het niet zo goed. We hebben met het label daar ook een beetje een discussie over gehad. Op de presskit staat er nu ‘fuses alternative ethereal music with modern jazz and psychedelic postpunk’ (lacht). Het is dus moeilijk om er een vinger op te leggen, maar het is eigenlijk ook altijd mijn bedoeling geweest om iets nieuws te maken.
Het visuele aspect lijkt ook heel belangrijk te zijn voor je muziek.
Mijn vriendin heeft alle beeldende zaken rond de plaat gemaakt. Dat we op die manier een soort samenwerking hebben, is een van mijn grote gelukken. We hadden ook het voordeel dat alle songs over momenten gaan die mijn vriendin actief heeft meegemaakt. Daarom kon zij die ook perfect recreëren in een clip.
Met beelden kan je de sfeer van de muziek nog eens tienduizend keer sterker maken. Daarom hebben we er ook voor geopteerd om onze singles altijd te releasen samen met een videoclip. We wilden eerst de mensen naar de clip laten kijken, zo hebben ze direct de sfeer mee. We hebben ook ondervonden aan de reacties dat onze luisteraars dat echt wel een meerwaarde vonden.
Zit er een verhaal achter de naam: ‘Cesar Quinn’?
Ik heb er één, maar het is wel niet het meest romantische verhaal. Drie jaar geleden ben ik beginnen zoeken naar een artiestennaam. Ik zag rond die periode enkele optredens van Danny Blue and the Old Socks en zij hadden toen een nieuw bandlid, de César. Hij speelde viool, deed de shakers en rookte wat sigaretjes op het podium. De naam César, bleef toen in mijn hoofd zitten: een authentieke, organische naam. Een beetje later vroeg ik inspiratie voor een artiestennaam aan een vriend. Hij zei toen: "check eens bij films en series". Op dat moment was ik net naar Suicide Squad aan het kijken, met Harley Quinn (lacht).
Cesar Quinn - Opal
Comments